Luizen zijn bleke, witte diertjes, soms wat blauwgrijs tot bruin van een paar millimeter lang. De eitjes ( neten ) zijn wit en plakken aan de haren vast waaruit zich na 5 tot 20 dagen een larve ( een soort ” minipuisje ” ) ontwikkelt, die na 3 tot 5 vervellingen een volwassen luis wordt. De totale levenscyclus duurt 2-3 welen. In een negenkammetje of fijne vlooienkam zijn luizen met het blote oog te zien. De symptomen zijn jeuk en huidbeschadigingen en lijken veel op de symptomen van een vlooienallergie. Luizen komen veel minder vaak voor dan vlooien. Er zijn veel soorten luizen. We onderscheiden twee soorten bij de hond:
De vachtluis voedt zich met huidschilfers en huist permanent in de vacht van de gastheer.
De bloedluis zuigt bloed of weefselvloeistof. Deze is zeldzaam en wordt alleen aangetroffen bij de hond.
Luizen zijn zeer gastheer specifiek. De luis die voorkomt bij honden zal niet overgaan naar de kat en omgekeerd. DE gehele levenscyclus speelt zich af op de hond. Bij het verlaten van de gastheer overleeft een luis slechts enkele dagen. Overdracht vindt plaats door direct ( kam, kleedje ) contact tussen dezelfde diersoorten.
De behandeling bestaat uit het wegknippen van eventueel vervilte vacht en uit het grondig schoonmaken van een verblijfplaats en borstelen van de hond. Daarnaast moeten alle honden in huis met een daarvoor bestemd middel behandeld moeten worden.