Hoe kan ik ze helpen?
Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 1 op 7 pups sterven bij de partus of in de 1ste levensweek. Uit deze resultaten kan afgeleid worden dat preventieve inspanningen zich vooral moeten concentreren op de 1ste levensweek.
Neonatale periode:
Deze begint bij de geboorte en eindigt wanneer de oogleden open gaan (10de tot 15de dag). Pups zijn bij de geboorte minder goed ontwikkeld, ze zijn hulpeloos, blind en doof. Ook het thermoregulatiecentrum, het immuunsysteem, de waterhuishouding en de stofwisseling zijn onvolledig ontwikkeld. De pup heeft geen leverreserves en vetreserves. Dit maakt een de pup extra gevoelig voor bepaalde risicofactoren (zoals onderkoeling, uitdroging). Daarnaast kan de pup ook een aangeboren afwijking hebben. Het leven van pups schijnt uitwendig beheerst te worden door slaap en enkele reflectoire activiteiten. De pup reageert alleen op aanraking en kruipt in de richting van warmtebronnen.
De eerste 3 weken is rust van cruciaal belang voor de pups en de teef, zeker als de teef voor het eerst een nestje krijgt. Bezoek stelt men beter uit tot de pups 3-4 weken oud zijn. Rust is nodig om te voorkomen dat de teef uit balans raakt.
Controleren van de pups en de teef :
Best is om op de 1ste dag na de partus de dierenarts te bellen voor een algemene controle van teef en pups. Bij de teef wordt dan gecontroleerd op nageboortes en achtergebleven pups, bij elke pup wordt een uitgebreid lichamelijk onderzoek uitgevoerd.
Men kan zelf de pups controleren of ze voldoende beweeglijk, krachtig en warm zijn en of ze hun kopje kunnen opheffen.
Verder controleert men de pups op:
Verzorging:
* De 1ste zorg die de pup moet krijgen is warmte. Wanneer de teef weinig aandacht heeft voor de pups moet men de pups zelf op temperatuur houden, hiervoor is een goede nest- en omgevingstemperatuur belangrijk. zie temperatuur.
* Men moet pups merken onmiddellijk na de geboorte om ze goed te kunnen opvolgen. Dit gebeurt best door nagellak op een teentje aan te brengen.
* Nagaan dat de pup zeker binnen de 48 uur na de geboorte de 1ste melk (colostrum of biest) drinkt, dit is van levensbelang want hierin zitten alle maternale antistoffen die de pup nodig heeft de volgende weken. Colostrum biedt een hoge voedingswaarde, zorgt voor de 1ste ontlasting van de pups, ze levert 95% van de antistoffen (immunoglobulines) die nodig zijn voor de bescherming van de pups tegen infecties (zowel virussen als bacteriën). De teef geeft op deze manier passief haar immunitaire afweer (immuniteit) op de pups over voor een periode van 5 tot 7 weken. Deze antistoffen verdwijnen dus langzaam uit het lichaam van de pup. Pas als de maternale immuniteit laag is, kan het immuunsysteem van de pup zelf weerstand opbouwen.
De antilichamen van de teef zijn relatief grote moleculen die de pup alleen de eerste 48 uur door de darmwand op kan nemen. Daarna sluit de darmwand van de pup zich voor grote moleculen. Indien de pups geen colostrum opnemen zouden ze alleen beschermd worden door de antilichamen die gedurende de dracht de placenta gepasseerd zijn, wat niet meer is dan 5% van de totale hoeveelheid maternale antistoffen.
* Als de pup niet spontaan drinkt bij de teef of verstoten wordt door de teef, dan moet men de pup zelf aanleggen aan een productieve (achterste) tepel, het kan nodig zijn dit een aantal keer te herhalen.
* Als de pup niet drinkt is het belangrijk om een beetje colostrum op te vangen door te drukken op de tepel van de teef en in de mond van de pup te doen, men kan ook diepgevroren colostrum bewaren van een andere teef indien de teef te weinig colostrum heeft.
* Als de pup niet drinkt bij de teef is met de hand voeren een optie. zie kunstmatige melkvoeding en pups met de hand grootbrengen
* Indien men de pup zelf groot brengt, maak dan dagelijks de oogjes, oortjes en mondje schoon met een schoon, vochtig gaasje.
* Als de pup niet drinkt en slap is controleert men of ze last heeft van darmpek (1ste taaie ontlasting). Dit kan men verwijderen door met een nat washandje veegbewegingen over de anus te maken, soms moet het door de dierenarts verwijderd worden, dit kan ook het geval zijn als er geen anusopening (atresia ani) bij de pup aanwezig is.
* De teef stimuleert het urineren en de ontlasting van de pup na de voeding door de buik, de anus en de genitaliën te likken. Wanneer de teef dit niet doet veeg dan met een vochtig doekje de anus en de genitaliën proper en masseer de buik van pup.
* Een normale pup eet en slaapt bijna de hele tijd en eventueel gejank houdt op zodra de pup gaat drinken, als de pup blijft janken of rusteloos is, dan is er iets mis. De omgeving is mogelijk te warm of te koud, ze hebben honger, last van een verstopping, of mogelijk is er een gezondheidsprobleem.
* De algemene toestand van een pup kan men beoordelen door: het horen kreunen, het observeren van het regelmatig zuigen en het gedrag van de moeder, wegen van de pup, het letten op vitaliteit en hydratatietoestand, het opnemen van de rectale temperatuur want ziekte en dood kunnen zeer plotseling optreden.
* Wanneer de pup zich veel krabt moet men de pup nakijken op parasieten zoals vlooien en luizen.
* Regelmatig nagaan of de teef goed voor de pups zorgt, voedt en ze warm houdt.
* Bij ziekte van de teef worden de pups tijdelijk bij de moeder weggehaald en met de hand gevoed tot de teef genezen is. Men kan ook de pups ter adoptie stellen aan een andere teef. zie adoptie door een lacterende teef
* Indien de teef een pup verstoot, kan men de pup warm houden door de pup in een apart mandje onder de warmtelamp te leggen.
* Bij onrust en agressie kan men de pups gecontroleerd laten zuigen en tussendoor de teef en pups scheiden.
* Wanneer de pups niet meer bij de teef zijn moet men de pups elke dag even in handen houden. Zo leert de pup het belang van relatie.
* Hygiëne is heel belangrijk om besmettingen te voorkomen. Was de handen voor en na contact met de pups om het risico op overdragen van ziektekiemen te minimaliseren. Vermijd dat pups en teef in contact komen met vreemde en vooral niet-gevaccineerde honden.
* Controleer de pups op huidaandoeningen, soms vertonen ze letsels door het zuigen van andere pups.
* Men moet meteen de dierenarts bellen indien de pup één van volgende symptomen heeft: sloom of verminderde activiteit, niet drinkt, koud aanvoelt, apart ligt, veel jankt, extreem rusteloos, zijlig, zich zichtbaar niet goed voelt, diarree heeft (of ontstoken anus), snot uit de neus, braken, gewichtsverlies.
* Als er zich wormen in het braaksel of in de ontlasting bevinden dan moet men de pup ontwormen met een goed middel. zie ontwormen.
* Als de pups 2 weken oud zijn, knip dan de nageltjes wanneer de pups nog bij de teef drinken. De pups kneden het gebied rond de tepels met de pootjes terwijl ze drinken. Daarmee ondersteunen ze instinctief de melktoevoer. Indien ze scherpe nageltjes hebben, kunnen ze de tepels van de teef beschadigen.
* Gedurende 8 weken zullen de teef en pups de werpkist gebruiken. In deze weken zal de ondergrond in de werpkist enkele keren per dag gereinigd moeten worden zodat het nest hygiënisch blijft. De 1ste weken zal de teef alle uitwerpselen van de pups opeten.
* Uitzonderlijk zijn er problemen bij het opengaan van de oogleden. De oogleden kunnen aan elkaar vast blijven zitten. In dit geval kan men met boorwater (gekookt water) de oogjes bevochtigen. Nooit zelf proberen de wimpers los te maken. Duurt het te lang en lijkt het ontstoken te raken dan contacteert men de dierenarts.
* Om de teef te helpen met het zo goed mogelijk te verzorgen van haar pups zijn er hier een aantal tips:
– maak niet uit misplaatste hygiënische overwegingen de tepels van de moeder schoon met water en zeep, want dat maakt het voor de pups moeilijker de tepels te vinden en te drinken.
– als een pup niet drinkt, laat de moeder hem dan likken. Moedig haar aan haar tepels te likken zodat het gebied naar haar gaat ruiken en leg de pup aan.
– als de teef de pups alleen laat om te eten, te drinken of te plassen, houd de pups dan warm met een warmteplaat en vloerplaat.
Risicofactoren bij pasgeboren pups :
* Hypoxie of zuurstoftekort is gemakkelijk te herkennen aan geforceerde ademhalingsbewegingen. De pups happen naar lucht en zijn erg slap. Bij de geboorte kan men hulp bieden, zeker wanneer de geboorte lang duurt (vooral bij stuitligging), door met een slijmzuiger het vruchtwater uit de voorste luchtwegen te halen door aspiratie. Daarna kan men de pup droogwrijven. zie ademnood.
* Hypoglycemie of een laag bloedsuikergehalte komt bij pups vooral voor gedurende de eerste 15 dagen. De pup is suf, koud, krijgt stuiptrekkingen gevolgd door lusteloosheid. Het optreden van een hypoglycemie crisis hangt vooral af van de snelheid waarmee colostrum wordt opgenomen en van de omgevingstemperatuur. Hypoglycemie komt vooral voor bij pups van kleine rassen zoals Yorkshire Terriër, Malteser, chihuahua. Sterfte gedurende de 1ste uren na de geboorte kan voorkomen worden door de pup warm te houden en hem aan de tepel te leggen. Als dit onvoldoende is moet men de dierenarts bellen (waarschijnlijk zal men een glucose oplossing injectie toedienen).
* Hypothermie of onderkoeling is het dalen van de lichaamstemperatuur van de pup onder de normale waarde (zie temperatuur). Een pup die hypothermie heeft is onrustig, piept veel, komt niet bij in gewicht, de hartslag neemt af, de ademhaling wordt trager en ze drinkt onvoldoende bij de teef. Pups van kleine hondenrassen hebben meer kans op hypothermie. Vooral bij de geboorte wanneer de pups nat zijn, is er een groot risico op hypothermie door verdamping van het vruchtwater. De lichaamstemperatuur van de pup is nauw verbonden met het (vroege) tijdstip van de 1ste voeding en de hoeveelheid opgenomen colostrum. Gedurende de 1ste dagen kan een pup snel onderkoeld raken vooral bij melktekort, een te koude ruimte, wanneer de teef onvoldoende zorg draagt of wanneer de pup besmet is met het herpes virus. Men kan de omgevingstemperatuur verhogen en ook de pup bijverwarmen met bijvoorbeeld een warmtelamp of een warmteplaat.
* Dehydratatie of uitdroging bij pups is een tekort aan lichaamsvocht vooral de eerste 15 dagen. Het is te herkennen aan: meer rimpeling van de huid, droge oogjes, droge slijmvliezen (plakkerig) en donkergele urine, diarree die moeilijk op te merken is omdat de teef de pups droog likt. Ter controle neemt men een huidplooi, wanneer deze blijft staan wijst dit op uitdroging (huidplooitest). Men kan gebruik maken van een luchtbevochtiger en nagaan of de pups niet te warm liggen. Indien dit onvoldoende is moet men de dierenarts bellen die dan via orale of parenterale weg (via bloedvaten of spieren) vocht toedient.
* Navelstreng infectie kan men voorkomen door een goede dagelijkse verzorging en hygiëne van de navelstreng. Een ingedroogde navelstreng valt af na 2 à 3 dagen. De navelsteng kan besmet worden doordat de teef de perianaalstreek van de pups likt of door het nestmateriaal. Het komt vooral voor bij brachycefale (kortschedelige) hondenrassen en overbijters. Bij infectie moet men de dierenarts contacteren want een navelstrenginfectie kan leiden tot navelbreuken, peritonitis (buikvliesontsteking).
* Bacteriële infecties zijn bacteriën die verantwoordelijk zijn voor septicemiën (aanwezigheid van infectiekiemen in het bloed). De immuniteit wordt bepaald door de immuniteitsstatus van de teef, de opname van colostrum, de leeftijd van de pup, de bacteriën in de omgeving, stress en van vele individuele factoren. Bacteriën zoals E. Coli en Brucella canis kunnen abortus, doodgeboren pups of neonatale sterfte veroorzaken.
* Bacteriën die melkklierontstekingen veroorzaken bij de teef (syndroom van toxische melk) kunnen bij pups ernstige maagdarmontsteking veroorzaken, wat een snelle dehydratie en een erg geïrriteerde, rode anus veroorzaakt. Pups scheiden van de teef en een kunstmatige voeding kunnen een uitbreiding van de bacteriën voorkomen (septikemie).
* Huidabcessen (staphylococcen) bij de teef alsook navelstrenginfecties leiden eveneens tot het ontstaan van septikemiën.
* De Escherichia coli bacteriën worden overgebracht via de uitwerpselen, de melk of de vacht van de moeder. Ze veroorzaken bij pups een vorm van diarree met volgende symptomen: acuut ziek en een waterdunne ontlasting met gasbellen. Een E. coli infectie kan binnen 8 uur dodelijk zijn. In dit geval moet men direct de dierenarts bellen. Een geschikt antibioticum is in deze gevallen noodzakelijk, preventief wordt het hele nest dan behandeld.
Vaker worden bepaalde vormen van diarree niet met algemene geneesmiddelen behandeld maar gaat men de hoeveelheid, de kwaliteit van het voer of het aantal maaltijden wijzigen.
* Andere oorzaken
– Aangeboren afwijkingen zoals hartafwijkingen, open gehemelte,
– Swimming puppy syndroom, ontbreken van de anus. Soms zijn ze erfelijk en kunnen bij elk ras voorkomen maar sommige zijn hier gevoeliger.
– Iatrogene neonatale mortaliteit is sterfte door, of ten minste versneld door, een medicamenteuze behandeling.
– Belangrijke virale infecties zoals herpesvirus, hondenziekte en het parvovirus. Virale infecties worden indien mogelijk voorkomen door passieve (colostrum, serumtherapie) of actieve immunisatie (vaccinatie).
– Fading puppy syndroom.
Werpen van de pups:
Belangrijke taken voor de eigenaar bij de partus zijn: de partus goed waarnemen, permanent aanwezig zijn, zo rustig mogelijk blijven en niet te snel ingrijpen enkel indien nodig.
De meeste honden werpen hun pups zonder problemen. Men kan echter problemen verwachten als de teef heeft gepaard met een grotere hond, omdat de pups dan ook groter zullen zijn en niet goed door het geboortekanaal kunnen. Verwacht ook problemen bij rassen met grote koppen of hele kleine rassen, zoals Yorkshire Terriërs en Chihuahuas. Sommige teven raken tijdens de worp van streek, waardoor de contracties stoppen.
In volgende gevallen kan de eigenaar zelf ingrijpen:
Ademnood :
Men dient eerst de handen te wassen en desinfecteren alvorens in te grijpen. Maak de vliezen stuk met de hand. Veeg de vliezen met een warme handdoek van het kopje, vooral van neus en mond.
Houd de pup in de handdoek goed vast en zwaai de pup zachtjes maar stevig heen en weer, dit om de luchtwegen van vloeistof te ontdoen. Wrijf met de handdoek stevig over de borst. Het bevordert de circulatie en de zuurstofuitwisseling in de longen. Ook helpt het om op het philtrum (plaats tussen de neus en de bovenlip) van de pup te duwen.
Als de ademhaling nog niet goed op gang wil komen kan men de pup afwisselend lauwe en koude baden geven gedurende enkele seconden.
Maakt de pup gorgelende geluidjes of is hij aan het bellenblazen dan zit er vruchtwater in de luchtwegen, vaak bij stuitliggingen. Veeg de snuit goed droog met een schoon washandje. Blijft de pup rochelen, wacht het dan niet af, maar gebruik een speciale slijmzuiger om het vocht uit het neusje te zuigen of, als men er geen moeite mee heeft, zuig dan zelf (met de mond) het neusje en mondje voorzichtig uit. Wanneer een pasgeboren pup niet ademhaalt, maar stil blijft liggen, wrijf het dan zachtjes droog met een ruw washandje, met cirkelende bewegingen op de zijden en de rug. Gebeurt er nog niets, kan men een druppeltje alcohol (70%) op het tongetje druppelen.
Een laatste mogelijkheid is het kunstmatig beademen van de pup. Hierbij plaatst men de mond op de neus van de pup en blaast men zachtjes tot men de borst omhoog ziet komen. Als men dit liever niet doet, legt men de handen tegen de neus en blaast men tussen de handen. Haal de mond weg. De longen worden nu leeggemaakt. Dit herhaalt men 10 tot 20 maal per minuut tot de pup alleen ademt. Daarna controleer men de hartslag elke 15 seconden om er zeker van te zijn dat het hart blijft kloppen.
Men zoekt de hartslag door achter de achterste elleboog te duwen, door op beide kanten van de borst te drukken of door aan de binnenkant van de achterpoot te voelen, op de plaats waar de poot aan het lichaam zit. Tel de hartslagen 15 seconden. De hartslag van de pup ligt bij de geboorte rond de 160 slagen per minuut. De 1ste dagen stijgt de hartslag naar 220 bpm. Vanaf de 10de tot de 15de dag daalt ze naar 200 bpm.
Als er geen hartslag is, pas dan hartmassage toe. Men grijpt de borst met 1 hand vast, net achter de ellebogen. Ondersteun de rug met de andere hand, duw snel en zachtjes in de richting van de nek. Herhaal dit 120 keer per minuut. Pas na 15 seconden hartmassage, 10 seconden kunstmatige ademhaling toe. Herhaal dit tot het hart weer klopt en beadem de pup verder. Verwittig dan ook de dierenarts.
Afnavelen :
Zelf afnavelen kan men doen door op ongeveer 1 centimeter van het buikje de navelstreng met draad af te binden. Daarna kan men met een ontsmette schaar de navelstreng doorknippen tussen de placenta en de plaats van afbinden, op ongeveer 1 centimeter van het afbinden.
Een andere manier van afnavelen is door eerst de bloeddoorstroming af te sluiten, door de navelstreng, gedurende tenminste 10 seconden stevig af te knijpen tussen duim en wijsvinger, op ongeveer 1 cm van het buikje. Daarna kan de navelstreng op dezelfde plaats doorgeknipt worden.
Na het afnavelen moet men de navelstreng dagelijks goed ontsmetten. Daarna legt men de pup tegen de teef aan.
Benodigdheden :
De teef werpt haar pups na ongeveer 9 weken. Het is dan ook belangrijk om een aantal weken voor de bevallingsdatum voorbereidingen te treffen voor de pups. Een teef kan zowel overdag, ‘s nachts als in het weekend bevallen. Daarom is het verstandig tijdig na te gaan welke dierenarts bereikbaar is.
De werpkist
De werpkist is een stevige kist, zonder deksel. Om tocht tegen te houden zet men de kist ongeveer 10 centimeter van de grond. De werpkist heeft opstaande randen of zijkanten (30-50 cm hoog) die zorgen ervoor dat er geen tocht in de kist komt en dat de pups niet gemakkelijk erover kunnen klimmen. De hoogte van de in- en uitstap is veranderlijk met schuifjes. Dit is gemakkelijker voor de teef bij het in- en uitstappen en het voorkomt dat ze haar laaghangende melkklieren beschadigt aan de rand. Het onderste schuifje blijft op zijn plaats, zodat de nog kleine pups niet uit de kist kunnen vallen. De teef moet zich steeds gemakkelijk even van de pups kunnen afzonderen.
De kist moet gemaakt zijn uit materiaal dat proper, droog en goed te reinigen en desinfecteren is. De werpkist moet groot genoeg zijn zodanig dat de teef zich gemakkelijk kan draaien, ook als er veel pups zijn.
Op ongeveer 10 cm van de zijkant en 10 cm hoogte worden stangen bevestigd. De pups kunnen onder de stangen kruipen zodat de teef niet op ze kan gaan liggen (wat men doodliggen noemt). De stangen kunnen na 3 weken verwijderd worden.
Op de bodem van de werpkist worden er kranten gelegd, maar in de praktijk voldoet dun golfkarton beter. Het oppervlak is stroef, zodat de pups zonder veel moeite naar de tepel kunnen kruipen. Men gebruikt best nooit een losse, diepe bedekking zoals lakens want hierin kunnen de pups stikken.
Een andere methode is het gebruik van stukken (zachte) kunstgrasmat. Kunstgrasmat kan gemakkelijk worden geschrobd en gedroogd, waarna het weer klaar is voor gebruik.
Ook speciale ligkleedjes zijn zeer geschikt voor gebruik in de werpkist, ook op de verwarmde plaat. Ze zijn gemaakt van 100% polyester. Het is een zeer dichte vacht op dichtgeweven ondergrond. Ligkleedjes zijn goed wasbaar in de wasmachine, sneldrogend en ze pluizen niet.
Om een veilige bijverwarming te geven en onderkoeling van de pups te voorkomen in de 1ste levensweken maakt men gebruikt van een warmtelamp en een waterdichte elektrische plaat. In het geval van moederloze- of zwakke pups of wanneer de teef een keizersnede heeft ondergaan is het belangrijk dat in het nest goed verwarmd wordt. Let op dat de temperatuur ook niet te hoog wordt.
Warmtelamp
Bovenwarmte kan gecreëerd worden door middel van warmte lampen voor de bijverwarming van pups. Voor de kist wordt een lamphouder, een reflector en een keramische warmtelamp van 250 Watt gebruikt.
Keramische warmtelampen (geven enkel warmte) zijn te verkiezen boven infrarood warmtelampen omdat pups hier blind van kunnen raken.
De warmtelamp wordt boven de werpkist opgehangen. Hang de lamp zodanig hoog dat de teef er niet met haar rug of kop tegenaan komt als ze gaat staan. Kruipen de pups naar de warmte toe en zijn ze onrustig, dan hangt de lamp te hoog. Kruipen ze juist weg van de warmtebron, dan hangt men de lamp iets hoger. Daarom is de lamphouder voorzien van verstelgaten zodat ze in de hoogte regelbaar is.
Verwarmde plaat
Om onderwarmte te kunnen geven aan de pups kan men een verwarmde plaat of verwarmingsmatten gebruiken. Er bestaat minder gevaar voor uitdroging dan een warmtelamp. Het is een waterdichte elektrische plaat die men in de kist plaatst. De verwarmde plaat heeft een gladde bovenzijde en is niet omkeerbaar. Er is een verwarmd gedeelte (ongeveer de helft) voor de pups en een onverwarmd gedeelte voor de teef. Ze kan thermostatische geregeld worden (instelbaar tussen ongeveer 15°C en 35°C met een tolerantie van 1°C).
Andere benodigdheden
Ruim voor de partus dient men volgende zaken in huis te hebben:
Benodigdheden voor na de partus:
• levertraan (een druppel aan de tepels van de teef smeren, dit verhoogt de weerstand van de pups)
• nagelschaartje
• anti-vlooi middel (geschikt voor jonge pups) • ontwormmiddel (geschikt voor jonge pups)
Hygiëne is heel belangrijk. Bij ingrijpen tijdens de partus of verzorging van de teef en pups vergeet dan niet de handen te wassen en te desinfecteren. Let er ook op dat de voorwerpen die men gebruikt gedesinfecteerd en zuiver zijn.
Lactatie bij de teef:
De lactatie duurt gemiddeld tot 6 weken na de geboorte met een piek in de melkproductie tegen de 3 weken. In de daarop volgende weken brengt het afnemen van de melkproductie de teef tot het opbraken van voeding om de melkvoeding van de pups aan te vullen. De pups beginnen zich spontaan te interesseren voor de voerbak van de teef. Deze periode geeft het begin aan van een geleidelijke spening die tegen de 6de week voltooid zal zijn met het volledig overgaan op pupvoeding.
De zwakste pups kan men helpen door ze een aantal keren per dag aan te leggen aan de meest productieve of achterste tepels van de moeder. Omdat door het zuigen van de sterke pups (sterkere zuigkracht) de melkproductie goed op gang komt, laat men eerst even de dominante pups zuigen. Daarna neemt men deze pups weg en legt men de zwakkere pups aan die tepels, zodat de melk naar binnen loopt. Ook kunnen de grote en sterke pups even apart in een doos gelegd worden in de nabijheid van de moeder zodat de kleine pups dikwijls en meer kunnen drinken.
Bij een teef die zich als moeder niet op haar gemak voelt, niet tevreden is met de keuze van haar nest of onder narcose is geweest voor een keizersnede, ontstaat bijna altijd een vertraging in de melkproductie.
Belangrijk om weten is dat de teef niet continue melk geeft. Pups bewerken of masseren met hun voorpootjes haar uier. Dit wordt melktrappelen genoemd. Op een bepaald moment schiet de melk toe. De melk schiet, afhankelijk van de grootte van het nest en de productie van de teef, zo eens in de 1 à 2 uur toe. De melk schiet echter alleen goed toe wanneer de omstandigheden gunstig zijn. In een gestresseerde of overdrukke omgeving zal de teef minder vaak haar melk laten schieten waardoor de pups niet goed aankomen.
Als men de indruk heeft dat de teef onvoldoende melk produceert dan kan men, of tegelijkertijd dat men de pups bijvoert toch proberen om de melkafgifte van de teef te stimuleren.
Kunstmatige melkvoeding :
Pups kunnen gewoonlijk toch overleven met een vervangende, kunstmatige tevenmelk indien:
* er onvoldoende moedermelk is (hypogalactie, dikwijls bij primiparen)
*wanneer er geen moedermelk is in geval dat teef sterft
*wanneer de teef geen moedermelk aanmaakt (agalactie)
*wanneer de teef toxische melk produceert (bij mastitis, ontsteking van de melkklieren)
* wanneer de pup niet wil drinkt omdat het zuigreflex mogelijk niet aanwezig is. Men moet controleren of dit tijdens de 1ste weken aanwezig is
Bijvoeren met kunstmelk heeft het risico dat de pups minder bij de teef zuigen, waardoor zij helemaal geen melk meer geeft. De kunstmatige melkvoeding wordt best aan alle pups gegeven in plaats van één of meer pups af te zonderen.
De pups zullen dikwijls wel een lichte achterstand in groei vertonen vergeleken met het gemiddelde van hun ras (minder dan 10%). Maar die wordt later dikwijls ingehaald. Pups drinken onder normale omstandigheden bij de teef meer dan 20 maal per dag en het zal dus voor de eigenaar moeilijk zijn dit ritme van het zogen vol te houden.
Het is wel nodig om de pups alle 2 à 3 uur te voeden gedurende de 1ste week. Belangrijk hierbij is dat het voeden op vaste tijdstippen gebeurt. De slaaptijd moet absoluut gerespecteerd worden (meer dan 90% van de tijd in de 1ste week). Deze is nodig voor de verschijnselen van hechting en inprenting.
Een andere reden wanneer men kan bijvoeren is pups die (te hard) achter blijven in groei, bijvoorbeeld omdat het een heel groot nest is en de teef onvoldoende melk heeft voor allemaal. Dan dient men onmiddellijk bij te voeren en geen dag langer te wachten.
Hoewel men meer geneigd is de lichtste pups extra te geven, is het juist beter om de zwaarste pups bij te voeden. De reden hiervoor is als de zwaarste pups al goed vol zitten van de vervangende tevenmelk, dan hebben de zwakste pups de kans om melk te zuigen bij de teef. Want juist de zwakste pups hebben meer behoefte aan de afweerstoffen in moedermelk.
Puppymelk is als poeder of aangelengd verkrijgbaar. Er bestaan goede commerciële producten zoals Milkodog, Puppy Milk, Esbilac. Melkpoeder beperkt het risico op diarree bij pups.Bij pups is de zuurtegraad in de maag onvoldoende om kiemen in het voedsel te doden. Bij poedermelk zijn minder kiemen aanwezig dan bij vloeibare vervangende melk.
Let op: haal puppymelk in huis, best in poedervorm. Geen melk afkomstig van andere diersoorten gebruiken want deze is niet voedzaam genoeg, de pup zal tekorten oplopen en onvermijdelijk darmproblemen krijgen met soms de dood als gevolg.
Na het maken van vervangmelk moet eveneens het rantsoen strikt opgevolgd worden. Onderstaande tabel is een leidraad van het dagelijkse rantsoen voor moederloze pups.
Frequentie van de maaltijden van pups in verband met leeftijd en grootte Hoeveelheden per maaltijd |
||||
Aantal maaltijden per dag |
Klein ras < 10 kg |
Middelgroot ras 11 – 25 kg |
Groot en zeer groot ras > 26 kg |
|
1ste week |
6 |
10 – 20 ml |
20 – 30 ml |
25 – 40 ml |
2de week |
5 |
30 ml |
50 ml |
70 ml |
3de week |
3 |
50 ml |
70 ml |
120 ml |
4de week |
3 |
60 ml |
70 ml |
120 ml |
Hoe dikwijls en hoeveel de pups moeten bijgevoerd worden is afhankelijk van de grootte en de groei van de pups. Het aantal voedingen per dag bouwt men stilaan af. Komt de pup teveel aan, dan moet men minder gaan voeren.
In gevallen waarin de pups absoluut niet willen drinken, kan sondevoeding worden overwogen. Hiervoor gaat men advies vragen bij de dierenarts.
Laat het pupje na elke voeding boeren door zachtjes op zijn rug te wrijven of te kloppen. Veeg geknoeide melk van zijn snoet en borst met een schoon, vochtig gaasje. Maak ook het gebied rond genitaliën en anus schoon om de uitscheiding van urine en uitwerpselen te stimuleren, net als de teef zou doen.
Pups met de hand grootbrengen :
Er zijn verschillende methodes om een pup te voeden zoals voedingspipetjes, spuitje of druppelaar, zuigflesjes met speentjes en een voedingssonde (zie sondevoeding). Deze zijn te verkrijgen bij de dierenarts en/of speciaalzaken. Welke zuigfles men het beste kan gebruiken hangt af van de grootte van de pups, Duitse Doggenpups eerder een zuigfles voor mensenbaby’s en pups van heel kleine rassen eerder een spuitje omdat de meeste flessenspenen te groot zijn. Men zorgt best voor verschillende speentjes.
Op de foto ziet men de juiste manier om een pup te voeden. Hier wordt de pup rechtop gehouden, niet op de rug leggen, in een hoek van 30°. Dit is ook de positie zoals de pup zou liggen als hij bij de teef drinkt. Het pupje wordt ondersteund met de hand. Dan duwt men de speen zachtjes in het mondje. Men houdt de fles onder een hoek van 45° om te zorgen dat de pup zo weinig mogelijk lucht inslikt en trek er een beetje aan om de zuigreflex van de pup te stimuleren.
De pup moet wel zelf actief drinken. Men mag een beetje melk in het mondje druppelen. Het is belangrijk dat men niets forceert, bijvoorbeeld door op de flesjes te duwen. Dan kan men de pups teveel geven. Er kan melk in het neusje en de longen terechtkomen die een longontsteking kunnen veroorzaken met fatale gevolgen. Dit is eveneens de reden wanneer men melk via het mondje toedient met behulp van een spuit, de melk moet een brijachtige consistentie hebben.
Een mogelijke reden waarom een pup niet wil drinken is omwille van de vorm van de speen of de temperatuur van de melk. De melk moet op lichaamstemperatuur zijn, koude melk wordt zelden aangenomen en het is ook slecht omdat de pup er teveel van afkoelt.
Sondevoeding :
Via een plastieken buisje of sonde wordt de vervangende tevenmelk via de slokdarm direct in de maag van de pup gebracht. Sondevoeding is een snelle, veilige en gemakkelijke manier om (pasgeboren) pups te voeden.
Sondevoeding kan enkel toegepast worden bij pups die geen lichamelijk afwijkingen hebben. Als vervangende tevenmelk moet men bij deze methode gebruik maken van vloeibare en niet-klonterende middelen. De dierenarts moet de methode eerst uitleggen vooraleer men een pup gaat voeden. Omdat bij ondeskundig gebruik de kans groter is dat de melk naar de longen gaat in plaats van naar de maag. Het wordt vooral gebruikt voor pups die zelf niet actief willen drinken zoals: een pup die te zwak is om te eten. Als de pup via de maagsonde is gevoed en weer op temperatuur is moet hij zelf weer gaan drinken.
Adoptie door een lacterende teef:
Als men een teef weet die net pups heeft gehad of een schijndrachtige teef (nerveuze lactatie) dan kan men een pup ter adoptie geven. Dit vermijdt het moeten geven van kunstmelk. Door de pup tegen de pups van de pleegmoeder te wrijven wordt een geur ingeprent die de acceptatie schijnt te stimuleren. Het blijkt dat de pup de eerste 2 dagen na de geboorte nog niet goed aan zijn moeder gehecht is. De teef daarentegen herkent haar pups heel goed.
De temperatuur :
Pasgeboren pups hebben in verhouding veel bruin vetweefsel dat een belangrijke rol speelt bij de temperatuurregulatie. Het weefsel kan zeer veel warmte produceren, zonder dat de pasgeboren pup daarvoor spierbewegingen nodig heeft. Omdat alle pups bij geboorte nat zijn zullen ze aanvankelijk door verdamping iets gaan afkoelen. Dat is dus een normaal proces. Daarom is het belangrijk dat er gezorgd wordt voor verwarming in de werpkist.
zie benodigdheden.
Verloop van de minimale lichaamstemperatuur bij de pup |
|
Geboorte |
35,5 °C +/- 0,5 °C |
1ste week |
37 °C |
3de week |
Spreiding van 36 tot 38 °C |
4de week |
38,5 °C (de temperatuur van de volwassen hond) |
De 1ste week is lichamelijk contact van de pups met de teef de enige manier om warm te blijven.
Gezonde, vitale pups hebben de natuurlijke neiging tegen elkaar aan te gaan liggen. Pas vanaf de 6de dag na de geboorte gaat een pasgeboren pup rillen als hij het koud heeft en produceert dan warmte door spierbewegingen.
De omgevingstemperatuur moet liggen tussen 24-27°C de 1ste dagen. Er moet bijverwarmd worden bij lage omgevingstemperatuur of onvoldoende moederzorg. Pups hebben na de 1ste levensweek een temperatuur van 37°C, dan kan men de verwarming langzaam afbouwen tot minstens kamertemperatuur.
Moederloze pups hebben een nog warmere omgeving nodig. De 1ste week hebben ze een nesttemperatuur nodig van 29-32°C, de volgende 2 weken is dit 27°C. Na de 3de week kan men de nesttemperatuur afbouwen naar kamertemperatuur.
Zorg ook voor een luchtvochtigheid van 55-60% en vermijd tocht.
Het is ook belangrijk om naar de pups zelf te kijken. Wanneer pups het te koud hebben gaan ze bij elkaar liggen of zoeken ze een warmtebron of piepen ze. Wanneer pups het te warm hebben gaan ze uit elkaar liggen.
Wanneer de teef in de verwarmde woonkamer ligt, denk er dan ook aan dat de thermostaat ‘s nachts niet lager gezet mag worden. Ook dan hebben de pups de warmte nog hard nodig.
Wegen :
Het geboortegewicht van pups is ras- en geslachtsafhankelijk. Deze liggen tussen 70 en 700 gram.
Het is noodzakelijk om vanaf de geboorte het gewicht van alle pups te controleren en dit op vaste tijdstippen, de gewichten te noteren en op te volgen tot ze een maand oud zijn. De 1ste dag weegt men de pup 2 keer per dag. Tot 2 weken weegt men de pup dagelijks. Daarna weegt men de pup elke 3 dagen tot de pup een maand oud is.
Het wegen van pups is van belang om te controleren dat de teef niet enkel voldoende maar ook nutriëntenrijke melk produceert.
Als pups goed drinken en de teef voldoende melk heeft, groeien ze vlot. Het lichaamsgewicht van de pup moet dagelijks met 5-10 % vermeerderen
Soms kan de pup gedurende de eerste 24 uur gewicht verliezen, maar dit verlies mag niet hoger zijn dan 10% van het gewicht. Als alle pups van het nest in geboortegewicht dalen dan kan het probleem bij de teef liggen zoals onvoldoende of toxische melk.
Na 1 week moet een pup zijn geboortegewicht ongeveer verdubbeld zijn en na 2 weken heeft deze pup een gewicht dat 3 tot 4 maal zijn geboortegewicht is.
Met behulp van een groeicurve kan men de groei van een pup controleren. Er bestaan groeicurven per ras zowel voor teven als voor reuen. Maar houdt er wel rekening mee dat er sterke verschillen zijn tussen de individuele honden binnen een ras.
Er bestaan twee typen groeicurven: een groeicurve naar gewicht en een curve naar grootte. Door de afmetingen van een pup te vergelijken met een standaardcurve kan men afleiden of de groei van de pup overeenkomt met de soortgenoten van zijn ras. Men kan ook bepalen wat zijn volwassen gewicht en grootte zal zijn.
Duur van de groei (in maanden) |
|
Kleine rassen |
Ongeveer 8 maanden |
Middelgrote rassen |
Ongeveer 12 maanden |
Grote rassen |
Ongeveer 14 tot 18 maanden |
Zeer grote rassen |
Ongeveer 18 tot 24 maanden |
Aandoeningen tijdens het groeiproces :
Weefsels groeien snel en intens daarom is de groei de moeilijkste fysiologische periode voor een pup. Een pup wordt tijdens de groei geconfronteerd met groeiafhankelijke aandoeningen.
Wanneer een pup achterblijft in groei moet men direct de dierenarts verwittigen zodat hij de precieze oorzaak kan vaststellen en behandelen. Zodra het evenwicht in de voeding wordt verbroken, kan dit een aantal specifieke aandoeningen bevorderen of doen ontstaan die klinisch snel of
traag kunnen verlopen. Dikwijls is een tekort of een overmaat aan voedingsstoffen of een verkeerde voeding de oorzaak. Het gaat bijna altijd om aandoeningen van botten of gewrichten.
Gedragsontwikkeling :
De 1ste levensdagen zijn cruciaal voor de mentale en fysieke ontwikkeling van de pup. De 1ste belangrijke relatie is die met zijn moeder. Het sociale leven met zijn nestgenootjes en met de mensen begint pas als alle zintuigen optimaal ontwikkeld zijn en de pup kan communiceren met geluid, houding, lichaamstaal en acties. Een pup heeft zijn moeder nodig om te overleven, hij is afhankelijk van haar voor verzorging. Een pasgeboren pup kruipt piepend rond op zoek naar eten en warmte bij zijn moeder.
Pasboren pups gaan samen met nestgenootjes op zoek naar de tepels van de moeder. Ook zorgen de pups voor elkaar door dicht bij elkaar te slapen en zo elkaar warm te houden en contact te bieden. Op deze manier leren de pups het belang van relaties en behalen een positie in de rangorde.
Ontwormen :
In de 1ste levensweken zijn vooral spoelworminfecties belangrijk. Spoelwormen kunnen zich nestelen in de darmen alsook in de luchtwegen. De pups kunnen hierdoor een gezwollen buik (wormbuikje) vertonen, regelmatig diarree, lichte groeivertraging, vermagering of flink gaan hoesten en kokhalzen. Soms kunnen zware infecties tot een pneumonie (longontsteking) leiden waardoor sterfte kan optreden 48-72h na de geboorte.
Er wordt aangeraden pups regelmatig te ontwormen. Pups worden in normale omstandigheden ontwormd op 2, 4, 6 en 8 weken. Daarna kan men om de 2 maanden ontwormen tot ze een half jaar oud zijn.
Opgelet: wormen kunnen besmettelijk zijn voor de mens, deze noemt men zoönoses. Eitjes van spoelwormen en haakwormen kunnen mensen infecteren. Kinderen lopen een groter risico vooral omdat ze hun vingertjes regelmatig in de mond steken. Honden scheiden eitjes af van wormen in hun ontlasting. Onder gunstige omstandigheden kunnen deze jarenlang overleven in het gras of in grond van tuinen en/of parken. Als ze worden doorgeslikt door mensen gaan de eitjes zwerven door het lichaam en de ziekte toxocariasis veroorzaken. Soms vormen larven cysten in het netvlies achter het oog, wat gedeeltelijk gezichtverlies of zelfs totale blindheid veroorzaakt. Daarom is een goede hygiëne heel belangrijk zoals handen wassen na het aanraken van de hond, de hond niet in het gezicht laten likken of aan keukengerei.
De nazorg van de teef :
In de weken na de bevalling heeft ook de teef een aantal zorgen nodig.
Dat er nog vaginale uitvloei is in de weken na de geboorte is normaal. Als er 4 tot 8 weken na de geboorte nog steeds wat bloederige uitvloei is contacteert men de dierenarts.
Nazorg bij keizersnede
Als de teef gehecht is en bijkomt uit de narcose, mogen de pups al aangelegd worden. Door het zuigen aan de tepel komt de melkproduktie goed op gang en zal de baarmoeder gaan samentrekken. Als de teef langzaam bijkomt uit de narcose moet men haar goed in het oog houden omdat de reactie op de pups soms niet te voorspellen is.
Leg zo nu en dan even een piepend pupje bij haar neus en voor haar ogen, zodat ze het kan ruiken en zien. Zodra ze kan, zal ze de pups besnuffelen en hun buikjes masseren. ste
De teef moet na de operatie de 1 dag in een warme rustige omgeving gelegd worden waar ze zich niet kan bezeren. Ze mag niet veelvuldig aan de wonde likken of er aan bijten. De wonde mag niet nabloeden, overmatig zwellen en er mag geen overmatige wondproductie zijn. Ze mag geen koorts vertonen en de wonde moet er netjes blijven uitzien. Neem bij eventuele complicaties altijd contact op met de dierenarts.
Ook heeft ze veel energie nodig om de pups te voeden. Let erop dat ze voldoende kan en wil drinken. Geef na de operatie kleine hoeveelheden licht verteerbaar voedsel (gekookte kip, blikvoeding).
Haar buik zal pijnlijk zijn, zeker als de pups er tegenaan trappelen bij het drinken en omwille van de scherpe nagelpunten van de pups. Let erop dat de pijn niet te hevig wordt, geef eventueel een pijnstiller.
De voeding van de zogende teef :
Er moet een goed evenwicht zijn tussen de melkproductie en de ontwikkeling van de pups, zonder dat de teef zelf teveel verzwakt. Omdat er in de melk een uitzonderlijk hoog gehalte zit aan calcium, energie, eiwitten voor de pups heeft de teef een belangrijke hoeveelheid extra voeding nodig. Afhankelijk van het ras en het tijdstip van zogen is dit ongeveer 1200 tot 1500 kcal per kg melk dat geproduceerd wordt door de teef.
Het is belangrijk om de teef in de loop van de lactatie een smakelijke voeding te geven met een hoge energetische waarde zodat ze voldoende energie opneemt. Zogende teven hebben afhankelijk van de grootte van het nest 2 tot 4 maal zoveel energie (kcal) nodig als voor dracht.
Tijdens de lactatie moet de voeding aan volgende voorwaarden voldoen.
Verzorging tijdens de dracht :