ED (LPC)
Inleiding
LPC staat voor ‘los processus coronoïdeus’, vertaald, ‘los kroonuitsteeksel’. Het bevindt zich aan de binnenkant (mediaal) in het ellebooggewricht. Meestal zien we ook nog een defect in het gewrichtskraakbeen tegenover het defecte kroonuitsteeksel. We noemen dat heel toepasselijk een ‘kissing lesion’, er wordt namelijk verondersteld, dat een kissing lesion (mede) veroorzaakt wordt door botsingen met het kroonuitsteeksel. We denken echter ook, dat er sprake is van een slechte doorbloeding van het gewrichtskraakbeen, waardoor het gemakkelijker getraumatiseerd raakt; dat noemen we OCD en dat staat voor osteochondrosis dissecans of, vertaald, ‘kraakbeenverval met loslating van een stukje kraakbeen’.
LPC (en kissing lesion) is verreweg de meest voorkomende oorzaak van ‘elleboogdysplasie’ (ED). Elleboogdysplasie is artrose in het ellebooggewricht.
De oorzaak van LPC is een ongelijke groei tussen spaakbeen en ellepijp tijdens de groeifase. Spaakbeen en ellepijp vormen samen de (holle) bodem respectievelijk de (holle) achterkant van het ellebooggewricht. In die holte past normaliter zeer nauwkeurig het (bolle) uiteinde van de bovenpoot. Als het spaakbeen trager groeit dan de ellepijp ontstaat er een ‘stoeprandje’ en dat is nou net dat kroonuitsteeksel. In een dergelijk geval spreken we van een incongruent gewricht.
Omdat ook hier voorkómen altijd beter is dan genezen, is de belangrijkste vraag waardoor ontstaat nu dat verschil in groeisnelheid tussen spaakbeen en ellepijp?
Er zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. Allereerst en mogelijk de belangrijkste, een erfelijke voorbeschiktheid voor deze afwijking. Onderzoeken rechtvaardigen, dat fokmaatregelen zeer zinvol kunnen zijn. Maar met verstand.
Het ligt voor de hand, dat voeding een belangrijke rol speelt; uitgekiende gehaltes aan eiwit, calcium en fosfor, zullen zeker een positieve bijdrage kunnen leveren aan een goede ontwikkeling van botten en gewrichten; optimale beweging is daarbij ook zeker van belang.
De homeopathie kan een bijdrage leveren ter voorkoming en ter behandeling van LPC/OCD/ED, maar is niet in staat nalatigheden van de fokkerij te repareren.
DIAGNOSE
In principe ontstaat er bij LPC patiënten in het ellebooggewricht tijdens de groei dus eerst een incongruentie in het ellebooggewricht, omdat de “puzzel” spaakbeen – ellepijp – bovenarm, zoals ze in het ellebooggewricht bij elkaar komen niet netjes op elkaar aansluiten. In plaats van dat de ‘condylen’ (ronde uiteinden van de bovenpoot) gladjes draaien in de kom, die gevormd wordt door de uiteinden van spaakbeen en ellepijp, vinden er kleine botsingen plaats, die het ontstane randje (bij LPC het kroon uitsteeksel) doen afbreken. Precies waar het bovenarm deel van het ellebooggewricht botst tegen het kroon uitsteeksel gaat het gewrichtskraakbeen stuk. Al bij incongruentie in het ellebooggewricht kunnen we problemen verwachten. Vaak zien we dan een wisselende kreupelheid aan één of beide voorpoten, die vooral bij overbelasting verergert. Dat kan al ontstaan op de leeftijd van 5 maanden. Er hoeft dan nog geen sprake te zijn van LPC.
Zo’n “rammelend” gewricht veroorzaakt natuurlijk ook blessures van gewrichtsbanden en gewrichtskapsel. Op de röntgenfoto zien we óf niks, óf tekenen van incongruentie. Een gewricht kan dus toch incongruent zijn, zonder dat we dat kunnen vaststellen op een röntgenfoto. Sterker nog, ook een LPC is in de beginfase niet op een gewone röntgenfoto vast te stellen. Met behulp van arthroscopie is het wel mogelijk om LPC in beginfase te constateren.
Als het processus coronoïdeus afbreekt en er ook nog een kissing lesion ontstaat wordt de kreupelheid meestal veel erger. De klachten ontstaan dikwijls op de leeftijd van 5 – 9 maanden, soms op oudere leeftijd, bijvoorbeeld 9 – 18 maanden en in een enkel geval pas op 4 – 6 jaar, maar dat zijn echt uitzonderingen.
Naarmate de artrose erger wordt, de botwoekeringen toenemen, is de diagnose op een röntgenfoto steeds eenvoudiger. LPC herkennen we dus op een röntgenfoto niet als zodanig, maar aan de gevolgen, de botwoekeringen ter plaatse. Botwoekeringen ontstaan pas in een later stadium, waardoor we de diagnose vaak pas in een later stadium kunnen stellen. Het is dan ook aan te raden bij twijfel het röntgenonderzoek na 6 – 8 weken te herhalen.
Geleidelijk aan wordt dan ook het ellebooggewricht dikker, vooral door de botwoekeringen. Soms is het gewricht sterk overvuld, er bevindt zich dan een overmaat aan gewrichtsvloeistof in het gewricht. Die overvulling is een teken van chronische irritatie
Het ellebooggewricht is pijnlijk bij strekken en buigen. Vandaar dat een hond met LPC ook met zijn poten gaat maaien, buitenom zwaaien. De patiënt scharniert zijn voorpoten hoofdzakelijk vanuit het schoudergewricht en houdt zijn ellebooggewrichten angstvallig stijf, het liefst tegen de borstkas. In rust zien we ook de typische Franse stand.
Het kan gebeuren, dat een patiënt niet kreupel loopt, terwijl de röntgenfoto een dramatisch beeld toont. Andersom is het ook mogelijk, dat een patiënt kreupel loopt, terwijl er weinig of geen afwijkingen zijn te zien. Uit het voorgaande mag blijken, dat dát voor een belangrijk deel komt door de toch nog enigszins gebrekkige (röntgen) diagnostiek.
Het komt vaak voor, dat een hond met beiderzijds LPC niet kreupel loopt. Toch verraadt hij vrijwel altijd zijn klachten door het typische maaiende gangwerk aan de voorhand.
Uit diagnostisch oogpunt is arthroscopie het allerbeste hulpmiddel. Het biedt tevens de gelegenheid om chirurgisch in te grijpen. Maar het is nogal ingrijpend als eerste diagnostiek, omdat het gewricht gepenetreerd wordt en dan ook nog onder narcose.
Röntgenopnames mits nauwkeurig in diverse richtingen en standen (!!) genomen hebben daarom toch de voorkeur als eerste diagnostische stap.
Met MRI en CT is nog weinig ervaring, maar er zijn aanwijzingen, dat we daarmee een betere diagnose kunnen stellen.
THERAPIE
Fokkerij
Fok maatregelen hebben zin. Daar is iedereen het over eens. Als er sprake is van een groot probleem binnen een ras populatie is het verstandig om de zaak goed aan te pakken, met inachtneming van de grote van de populatie en andere zaken zoals raskenmerken, andere gezondheidsproblemen e.d.. Alle klinische lijders en verdachte dragers moeten voor de fokkerij worden uitgesloten.
Rassen waarbij wij vaker LPC zien zijn bijvoorbeeld, de Berner Sennenhond, de Labrador Retriever, de Rottweiler, de New Foundlander, de Mastiff, de Golden Retriever, de Bordeaux Dog.
Maar incidenteel zien we de afwijking ook bij andere rassen. Zelfs tot mijn grote verbazing bij de Stabij en de Wetterhoun. Gelukkig heel sporadisch; volgens de meest recente registratie maximaal 1% van de totale populatie.
Bij rassen waarbij het incidenteel voorkomt zijn ingrijpende fok maatregelen voorbarig; in elk geval moeten in die populaties klinische lijders uit de fokkerij worden geweerd; een uitgebreide röntgenologische screening van jonge aspirant fokdieren zou niet op zijn plaats zijn en zou zelfs heel negatief voor een ras uit kunnen pakken. Het is wel zaak alert te blijven en de incidentie te blijven registreren. Dat geldt trouwens voor alle ziekten.
Voeding
Wij adviseren bij de middelgrote en grote rassen zo snel mogelijk over te gaan van pup voeding naar volwassen voeding. Dat kan al op de leeftijd van 3 maanden. Het streven is om de jonge hond gelijkmatig in gewicht te laten toenemen en te voorkómen, dat hij te snel en onevenredig groeit. Een niet te hoog percentage eiwit en uitgekiende gehaltes aan calcium en fosfor zijn daarbij van groot belang.
Als voedingssupplement adviseren wij vanaf de leeftijd van 3 maanden tot circa 1 jaar Canzocal+BMP. Hierin zit hydroxyapatiet, dat calcium en fosfor bevat in de juiste verhouding en met een goede opneembaarheid. We hopen hiermee een goede botontwikkeling te kunnen bewerkstelligen en dan tevens een probleem in het ellebooggewricht te kunnen voorkómen.
Cosequin, waarin glucosamine en chondroitinesulfaat zitten, moet pas gegeven worden als er echt gewrichtsproblemen zijn.
Homeopathie
Constitutie middelen zijn geïndiceerd vanaf jonge leeftijd; op 0 – 12 weken te beginnen en zeker te continueren tot de leeftijd van 1 jaar.
In het geval van alleen een weke delen probleem, zoals dat het geval is bij incongruentie, dus alleen een probleem van gewrichtsbanden en gewrichtskapsel, is MacSamuel Beweging gedurende 3 – 6 weken de beste keuze. Als er artrose is ontstaan wordt het middel MacSamuel Gewricht A succesvol toegepast.
Chirurgie
Als er sprake is van LPC en kissing lesion kan een operatie geïndiceerd zijn om de losse stukjes te verwijderen. We moeten in die gevallen er zeker van zijn dat de diagnose klopt en de hond er echt last van heeft. Dat is niet altijd goed te zien als er sprake is van een beiderzijdse LPC. We moeten ons realiseren, dat we zelf alleen al door een chirurgische ingreep in een jong gewricht voor artrose zorgen. De voorkeur gaat uit naar arthroscopie boven een volledige chirurgische ingreep en dan nog het liefst door een dierenarts met ervaring. In alle gevallen, ook na een operatie ontwikkelt zich op den duur meer of minder artrose. Daarom is een preventieve aanpak gewenst.
Beweging
Rust roest! Wekenlang rust geven, slechts korte rondes maken aan de lijn is in onze optiek een verkeerd advies voor een jonge hond. Helaas wordt dat toch vaak aangeraden. Nog even los van het feit hoe een jonge hond mentaal daarop reageert (denk aan speelse Boxers en Labradors), gewrichten, spieren en botten ontwikkelen zich bij de gratie van adequate beweging. Alleen in het geval van losse stukjes bot of kraakbeen in het gewricht, of de eerste 10 dagen na en operatie is het begrijpelijk, dat we rust voorschrijven. Maar verder is het de bedoeling, dat de hond zo snel mogelijk weer volop beweegt. Bewegen met verstand; 3 x daags 30 – 60 minuten rechtlijnige beweging, zwemmen. Dus niet die wilde spelletjes met andere honden of een bal.